vrijdag 10 maart 2017

De kern van de zaak; gedachten bij kerk, volk, elite

Gisteravond debatteerden enkele theologen en een conservatief historicus met elkaar over het thema ‘Kerk, volk, elite’. Ik was erbij en ging eerlijk gezegd met een ontevreden gevoel naar huis. Dit lag niet aan het thema, ook niet aan de sprekers en al helemaal niet aan de zaal die vaak blijkens haar respons in meerderheid iets anders leek te vinden dan ikzelf. Het probleem zat hem in de inhoudelijke opzet van het debat. Verkeerde stellingen verhinderden dat kon worden doorgedrongen tot de kern van de zaak.

Zoals gezegd, aan de sprekers lag het niet, al waren beide columnisten behoorlijk eenzijdig in hun boodschap. Het panel, bestaande uit de predikanten Willem Maarten Dekker, René de Reuver en Piet de Jong, theologe Janneke Stegeman en historicus Bart Jan Spruyt, waren een recept voor vuurwerk. De tegenstellingen tussen deze sprekers hadden kunnen zorgen voor een fundamenteel debat over uitgangspunten en waarden binnen de kerk en de gemeenschap van christenen in Nederland. In die zin verheugde ik mij op een avond die de geest kon scherpen. Waarom viel dat uiteindelijk toch tegen?

Het begon al met de eerste stelling, waar het aanwezige publiek zich direct al in grote meerderheid achter schaarde, inclusief mijzelf. “De kerk moet niet bang zijn zich politiek uit te spreken”, zo luidde deze. Ik kon deze stelling alleen maar ondersteunen, aangezien alles wat de samenleving aangaat per definitie een politieke lading heeft. Wanneer de kerk dus een uitspraak doet over de samenleving, zeg de praktische, horizontale uitwerking van het geloof, dan begeeft zij zich per definitie in politiek vaarwater en daar heb ik niets op tegen. Ook de sprekers waren het op dit punt in de kern met elkaar eens, al verschilden zij vervolgens van mening over de vraag of daaruit volgt dat predikanten ook een stemadvies dienen te geven. Maar dat laatste was niet de kern van het onderliggende probleem. De belangrijke vraag is wat dit politieke spreken dan concreet inhoudt. Wat verstaan christenen onder politiek, of profetisch, spreken? Gaat dit alleen over barmhartigheid? Spruyt gaf in het debat terecht aan dat vooraanstaande kerkleiders in hun politieke statements vaak nogal eenzijdig zijn.

Het zou verhelderend zijn geweest wanneer de stelling een meer concrete richting had aangegeven. Meer schurend, misschien zelfs wel een beetje fout. Bijvoorbeeld deze: “De kerk moet zich inzetten voor een christelijke samenleving”. Ik weet zeker dat deze stelling veel meer de kern van het onderliggende probleem zou hebben benaderd. Ik ken zelf geen christenen die tegen de zorg voor daklozen, armen en vluchtelingen zijn. Zorg voor onze naasten is een christelijke opdracht en dat houdt in dat je een hand uitsteekt wanneer je iemand in de goot ziet liggen. De wegen gaan mijns inziens pas uiteen wanneer het erom gaat wat wij precies onder goed of kwaad verstaan. Een christen is geroepen om goed te doen. Maar getuigt het van barmhartigheid om in de ontmoeting te zwijgen over onze diepste drijfveer? Ik denk in dit verband aan wat Paulus schrijft in 2 Korinthe 5 over zijn drijfveer en diverse teksten in Spreuken die reppen over ontzag voor de Heer als basis van de wijsheid. Waar de overheid in het kader van gewetensvrijheid inwoners nooit kan dwingen tot het geloven van het een of het ander kan de kerk wel degelijk aangeven dat er buiten Christus geen leven is. Het was Willem Maarten Dekker die ook op deze verticale component van het geloof wees, die vervolgens in het debat helaas niet werd uitgediept. Terwijl volgens mij daar wel een deel van het probleem zit. Er is dan wellicht geen kloof tussen een vermeende elite en vermeend kerkvolk, maar tussen de regels door bleek wel degelijk sprake van een diep verschil van mening over wat in de kern christen zijn inhoudt. Een meningsverschil dat raakt aan de balans tussen de verticale invulling van het geloof (de persoonlijke relatie met God) en de horizontale uitwerking (de verhouding van de gelovige tot zijn naaste).

Sommige aanwezigen waren afgekomen op een mogelijk debat over de vraag hoe christenen zich verhouden tot de islam. Diverse malen kwam dit thema ook in het debat ter sprake. Op zichzelf is dit niet verwonderlijk, aangezien het maatschappelijk debat zich ook toespitst op een vermeende tegenstelling tussen islam en westerse waarden, waarbij dat laatste ook vaak gekoppeld wordt aan christelijke waarden. In mijn ogen heeft het weinig zin om een welles-nietes discussie te gaan voeren over de vraag of moslims al dan niet stiekem gewelddadige neigingen hebben. In die zin kon ik de strekking van de column van Enis Odaci van harte ondersteunen dat het niet fraai is wanneer christenen alleen maar over moslims spreken zonder hen daadwerkelijk als mens op te zoeken. Ook hier zat het probleem mijns inziens in de stelling dat de Bijbel heldere uitspraken doet over actuele maatschappelijke thema’s. Op zichzelf zeker voer voor stevig debat over de vraag of je de Bijbelse boodschap één op één kunt vertalen naar vraagstukken in het heden. Maar de daadwerkelijke tegenstelling werd aan het zicht onttrokken. Wanneer er vanuit de Bijbel uitspraken gedaan worden over het concrete leven van deze dag heeft dit altijd betrekking op de vraag wat wij verstaan onder ‘goed leven’. Beperkt zich dit tot humaniteit, of gaat dit dieper? Traditioneel verstaan christenen onder goed leven een leven waarin men God recht in de ogen kan kijken. Hierbij hoort ook een begrip als verzoening. Voor de overheid beperkt leven zich inderdaad tot humaniteit en gerechtigheid (het stille en geruste leven uit de Nederlandse geloofsbelijdenis), maar de kerk is toch bij uitstek geroepen een stap verder en dieper te gaan? Bij mij komt opnieuw een alternatieve stelling in gedachte: “Niet islamisering, maar secularisatie is het probleem van onze tijd”. Dan verschuift de focus van het debat van een tegenstelling tussen godsdiensten naar een tegenstelling tussen ‘goed leven’ volgens de Bijbel en ‘goed leven’ volgens andere levensbeschouwingen. Misschien zelfs wel naar een tegenstelling tussen vrijzinnigheid en orthodoxie. Dan kan de kerk zich uitspreken tegen demonisering van onze islamitische medeburgers en racisme, maar ook tegen het verlies aan zingeving en het spirituele vacuüm waarin velen in het land zich bevinden. Het is jammer dat dit debat niet werd gevoerd en dat men eigenlijk niet verder kwam dan een flauwe woordenwisseling over hoeveel moslims er daadwerkelijk in Rotterdam West wonen en hoe agressief die moslims al dan niet zijn.

Ik realiseer me dat ik met bovenstaande zeker geen coherent betoog heb neergezet. Het zijn zomaar wat gedachten bij het herkauwen van wat ik gisteravond heb gehoord. En daarbij heb ik het nog niet eens gehad over andere gedachteflarden. Bijvoorbeeld de inflatie van het begrip racisme, waarbij iemand die kritiek levert op de levensovertuiging van de ander al van cultureel racisme kan worden beschuldigd. Of de zware morele claim die door velen op het maatschappelijk debat gelegd wordt, waardoor een zinnig gesprek tussen beide kanten van het spectrum ernstig bemoeilijkt wordt. De vraag die mij nu blijft bezighouden is deze: “moeten wij ons als christenen en kerk er niet gewoon bij neerleggen dat niet wij mensen, maar alleen God deze wereld verlost?” Niet vanuit een fatalistisch levensgevoel, maar vanuit een realistisch besef dat wij nooit in staat zullen zijn Gods koninkrijk op aarde te vestigen. Jezus zegt het zelf: “Mijn koninkrijk is niet van deze wereld.” In die gebroken wereld wil ik als christen getuige zijn van Hem en mijn verantwoordelijkheid nemen voor Gods aangezicht.