vrijdag 10 maart 2017

De kern van de zaak; gedachten bij kerk, volk, elite

Gisteravond debatteerden enkele theologen en een conservatief historicus met elkaar over het thema ‘Kerk, volk, elite’. Ik was erbij en ging eerlijk gezegd met een ontevreden gevoel naar huis. Dit lag niet aan het thema, ook niet aan de sprekers en al helemaal niet aan de zaal die vaak blijkens haar respons in meerderheid iets anders leek te vinden dan ikzelf. Het probleem zat hem in de inhoudelijke opzet van het debat. Verkeerde stellingen verhinderden dat kon worden doorgedrongen tot de kern van de zaak.

Zoals gezegd, aan de sprekers lag het niet, al waren beide columnisten behoorlijk eenzijdig in hun boodschap. Het panel, bestaande uit de predikanten Willem Maarten Dekker, René de Reuver en Piet de Jong, theologe Janneke Stegeman en historicus Bart Jan Spruyt, waren een recept voor vuurwerk. De tegenstellingen tussen deze sprekers hadden kunnen zorgen voor een fundamenteel debat over uitgangspunten en waarden binnen de kerk en de gemeenschap van christenen in Nederland. In die zin verheugde ik mij op een avond die de geest kon scherpen. Waarom viel dat uiteindelijk toch tegen?

Het begon al met de eerste stelling, waar het aanwezige publiek zich direct al in grote meerderheid achter schaarde, inclusief mijzelf. “De kerk moet niet bang zijn zich politiek uit te spreken”, zo luidde deze. Ik kon deze stelling alleen maar ondersteunen, aangezien alles wat de samenleving aangaat per definitie een politieke lading heeft. Wanneer de kerk dus een uitspraak doet over de samenleving, zeg de praktische, horizontale uitwerking van het geloof, dan begeeft zij zich per definitie in politiek vaarwater en daar heb ik niets op tegen. Ook de sprekers waren het op dit punt in de kern met elkaar eens, al verschilden zij vervolgens van mening over de vraag of daaruit volgt dat predikanten ook een stemadvies dienen te geven. Maar dat laatste was niet de kern van het onderliggende probleem. De belangrijke vraag is wat dit politieke spreken dan concreet inhoudt. Wat verstaan christenen onder politiek, of profetisch, spreken? Gaat dit alleen over barmhartigheid? Spruyt gaf in het debat terecht aan dat vooraanstaande kerkleiders in hun politieke statements vaak nogal eenzijdig zijn.

Het zou verhelderend zijn geweest wanneer de stelling een meer concrete richting had aangegeven. Meer schurend, misschien zelfs wel een beetje fout. Bijvoorbeeld deze: “De kerk moet zich inzetten voor een christelijke samenleving”. Ik weet zeker dat deze stelling veel meer de kern van het onderliggende probleem zou hebben benaderd. Ik ken zelf geen christenen die tegen de zorg voor daklozen, armen en vluchtelingen zijn. Zorg voor onze naasten is een christelijke opdracht en dat houdt in dat je een hand uitsteekt wanneer je iemand in de goot ziet liggen. De wegen gaan mijns inziens pas uiteen wanneer het erom gaat wat wij precies onder goed of kwaad verstaan. Een christen is geroepen om goed te doen. Maar getuigt het van barmhartigheid om in de ontmoeting te zwijgen over onze diepste drijfveer? Ik denk in dit verband aan wat Paulus schrijft in 2 Korinthe 5 over zijn drijfveer en diverse teksten in Spreuken die reppen over ontzag voor de Heer als basis van de wijsheid. Waar de overheid in het kader van gewetensvrijheid inwoners nooit kan dwingen tot het geloven van het een of het ander kan de kerk wel degelijk aangeven dat er buiten Christus geen leven is. Het was Willem Maarten Dekker die ook op deze verticale component van het geloof wees, die vervolgens in het debat helaas niet werd uitgediept. Terwijl volgens mij daar wel een deel van het probleem zit. Er is dan wellicht geen kloof tussen een vermeende elite en vermeend kerkvolk, maar tussen de regels door bleek wel degelijk sprake van een diep verschil van mening over wat in de kern christen zijn inhoudt. Een meningsverschil dat raakt aan de balans tussen de verticale invulling van het geloof (de persoonlijke relatie met God) en de horizontale uitwerking (de verhouding van de gelovige tot zijn naaste).

Sommige aanwezigen waren afgekomen op een mogelijk debat over de vraag hoe christenen zich verhouden tot de islam. Diverse malen kwam dit thema ook in het debat ter sprake. Op zichzelf is dit niet verwonderlijk, aangezien het maatschappelijk debat zich ook toespitst op een vermeende tegenstelling tussen islam en westerse waarden, waarbij dat laatste ook vaak gekoppeld wordt aan christelijke waarden. In mijn ogen heeft het weinig zin om een welles-nietes discussie te gaan voeren over de vraag of moslims al dan niet stiekem gewelddadige neigingen hebben. In die zin kon ik de strekking van de column van Enis Odaci van harte ondersteunen dat het niet fraai is wanneer christenen alleen maar over moslims spreken zonder hen daadwerkelijk als mens op te zoeken. Ook hier zat het probleem mijns inziens in de stelling dat de Bijbel heldere uitspraken doet over actuele maatschappelijke thema’s. Op zichzelf zeker voer voor stevig debat over de vraag of je de Bijbelse boodschap één op één kunt vertalen naar vraagstukken in het heden. Maar de daadwerkelijke tegenstelling werd aan het zicht onttrokken. Wanneer er vanuit de Bijbel uitspraken gedaan worden over het concrete leven van deze dag heeft dit altijd betrekking op de vraag wat wij verstaan onder ‘goed leven’. Beperkt zich dit tot humaniteit, of gaat dit dieper? Traditioneel verstaan christenen onder goed leven een leven waarin men God recht in de ogen kan kijken. Hierbij hoort ook een begrip als verzoening. Voor de overheid beperkt leven zich inderdaad tot humaniteit en gerechtigheid (het stille en geruste leven uit de Nederlandse geloofsbelijdenis), maar de kerk is toch bij uitstek geroepen een stap verder en dieper te gaan? Bij mij komt opnieuw een alternatieve stelling in gedachte: “Niet islamisering, maar secularisatie is het probleem van onze tijd”. Dan verschuift de focus van het debat van een tegenstelling tussen godsdiensten naar een tegenstelling tussen ‘goed leven’ volgens de Bijbel en ‘goed leven’ volgens andere levensbeschouwingen. Misschien zelfs wel naar een tegenstelling tussen vrijzinnigheid en orthodoxie. Dan kan de kerk zich uitspreken tegen demonisering van onze islamitische medeburgers en racisme, maar ook tegen het verlies aan zingeving en het spirituele vacuüm waarin velen in het land zich bevinden. Het is jammer dat dit debat niet werd gevoerd en dat men eigenlijk niet verder kwam dan een flauwe woordenwisseling over hoeveel moslims er daadwerkelijk in Rotterdam West wonen en hoe agressief die moslims al dan niet zijn.

Ik realiseer me dat ik met bovenstaande zeker geen coherent betoog heb neergezet. Het zijn zomaar wat gedachten bij het herkauwen van wat ik gisteravond heb gehoord. En daarbij heb ik het nog niet eens gehad over andere gedachteflarden. Bijvoorbeeld de inflatie van het begrip racisme, waarbij iemand die kritiek levert op de levensovertuiging van de ander al van cultureel racisme kan worden beschuldigd. Of de zware morele claim die door velen op het maatschappelijk debat gelegd wordt, waardoor een zinnig gesprek tussen beide kanten van het spectrum ernstig bemoeilijkt wordt. De vraag die mij nu blijft bezighouden is deze: “moeten wij ons als christenen en kerk er niet gewoon bij neerleggen dat niet wij mensen, maar alleen God deze wereld verlost?” Niet vanuit een fatalistisch levensgevoel, maar vanuit een realistisch besef dat wij nooit in staat zullen zijn Gods koninkrijk op aarde te vestigen. Jezus zegt het zelf: “Mijn koninkrijk is niet van deze wereld.” In die gebroken wereld wil ik als christen getuige zijn van Hem en mijn verantwoordelijkheid nemen voor Gods aangezicht.

donderdag 9 januari 2014

Goeree-Overflakkee staat NIET onder curatele!

Er is onder veel inwoners van onze gemeente sprake van een hardnekkig misverstand. Velen zijn van mening dat ons gemeentebestuur vanwege financiële problemen door de provincie onder streng toezicht is geplaatst. Sommigen zien hun scepsis ten aanzien van de nieuwe gemeente bevestigd, anderen wijzen beschuldigend naar de bestuurders in het Rondeel. En misschien zijn er heel goede redenen aan te voeren voor een flinke dosis kritiek op ons gemeentebestuur. Maar het idee dat de gemeente het financieel zo slecht doet dat de provincie haar onder toezicht heeft gezet is pertinent onjuist.

Nu zal iemand misschien tegenwerpen dat er enige weken geleden toch echt een kop in de krant te lezen was die repte over repressief toezicht. U heeft inderdaad gelijk. Sterker nog, niet alleen de gemeente Goeree-Overflakkee staat onder financieel toezicht. Iedere gemeente staat onder dergelijk toezicht. In de gemeentewet (artikel 203-211 voor de liefhebbers) is namelijk bepaald dat de provincies moeten toezien op de financiële huishouding van alle gemeenten binnen de provinciegrenzen. 

Toezicht is er dus altijd en kan op twee manieren. In de meeste gevallen is dat in de vorm van zogenoemd repressief toezicht. Dat is bobo-taal voor ‘u hoeft voor uw begroting en plannen geen toestemming van ons te vragen’. Voor die enkele gemeenten die er een zooitje van maken of de begroting en jaarrekening niet op tijd naar de provincie opsturen kan de provincie besluiten om het toezicht te verscherpen. Er wordt dan preventief toezicht ingesteld. Deze week is dit bijvoorbeeld gebeurd voor de fusiegemeenteAlphen aan de Rijn. Concreet betekent dit dat voor iedere euro die de gemeente wil uitgeven eerst toestemming moet worden gevraagd aan de provincie.

Dat de berichtgeving over repressief toezicht echter bij velen het idee hebben gegeven dat er sprake is van financieel wanbeleid is deels te begrijpen. Allereerst is de gemeente zelf debet aan het feit dat de boodschap verkeerd is overgekomen. Aanvankelijk stond er in de kop letterlijk: "Goeree-Overflakkee onder repressief begrotingstoezicht", in de adresregel van het bericht op haar website is dit nog altijd te lezen: http://www.goeree-overflakkee.nl/inwoner/inwonersnieuws_3817/item/gemeente-goeree-overflakkee-onder-repressief-begrotingstoezicht-door-provincie_36335.html. Het was vermoedelijk ook de kop boven het persbericht. De woorden repressief en begrotingstoezicht hebben een negatieve bijklank en hebben dus bij velen niet bepaald een positief beeld opgeroepen. Ondanks dat de gemeente het bericht heeft aangepast (de kop in het artikel is gewijzigd en de wethouder geeft aan blij te zijn) is het eerder ontstane beeld bij velen blijven hangen. 

Wat ook zeker zal hebben bijgedragen aan het niet overkomen van de boodschap is de interpretatie die de PZC aan de feiten gaf: http://www.pzc.nl/regio/schouwen-duiveland/provincie-plaatst-goeree-overflakkee-onder-financieel-toezicht-1.4143068. De kop boven het artikel suggereert dat er eerst geen sprake was van toezicht, maar nu wel. Zoals ik al uitlegde dus ten onrechte. Wat de PZC wel terecht aangeeft is dat de provincie kanttekeningen heeft geplaatst bij de laatste begroting van de gemeente. Er is namelijk de komende twee jaar nog sprake van een tekort. Omdat de gemeente echter een stevig bezuinigingspakket heeft vastgesteld is dat in 2016 opgelost en daarom kan dus gesteld worden dat de gemeente de zaken goed op orde heeft. Het is dus niet zo dat de genoemde kanttekening enige invloed heeft gehad op het instellen van toezicht. De journalist van de PZC heeft zijn werk dus niet goed gedaan. Dat burgers die niet in de ambtelijke termen zijn ingevoerd de boodschap niet begrepen valt hen niet te verwijten, dat een journalist een verkeerde boodschap de wereld in stuurt vind ik diep droevig.

De gemeente had het verkeerde beeld kunnen voorkomen en direct moeten aangeven dat toezicht regel is in Nederland en dat dit op twee manieren kan. Het is denk ik ook goed om aan te geven dat het aantal gemeenten onder preventief toezicht op twee handen te tellen is, verreweg de meeste van de 403 Nederlandse gemeenten heeft net als Goeree-Overflakkee te maken met repressief begrotingstoezicht. 

Er is ongetwijfeld veel aan te merken op de gemeente, haar bestuurders en organisatie. En de bezuinigingen die de gemeente zich heeft voorgenomen zullen voor velen pijnlijk zijn. Maar één ding moeten we ons gemeentebestuur nageven: zij heeft het voor elkaar gekregen binnen één jaar de financiën zodanig op orde te krijgen dat het toezicht niet preventief (zeg maar curatele), maar repressief is. En repressief toezicht is alleen weggelegd voor gemeenten die hun zaken goed voor elkaar hebben. Iets waar we best trots op mogen zijn.

woensdag 24 april 2013

Lang leve de Revu!?


Wat was het een historische dag vandaag. Na jaren van persbreidel door ons dictatoriale koningshuis durfde de Nieuwe Revu het aan om geheel tegen de censuur in ons land op de hoogte te stellen van een aantal heuse staatsgeheimen binnen de koninklijke familie! Onze toekomstige kroonprinses blijkt al enige tijd een vriendje te hebben. En wat nog veel sappiger is: ze blijkt ook vrolijk te zijn als ze hockey speelt. In één woord ge-wel-dig! Volgens hoofdredacteur Erik Noomen van de Nieuwe Revu een doorbraak. Eindelijk een heuse opstand tegen die betuttelende mediacode, die toch echt niet meer van deze tijd is.

Op het eerste gezicht lijkt het allemaal heel flink. Wanneer je de interviews ziet en leest met Noomen dan zou je bijna dankbaar worden dat hij het aandurft de persvrijheid in Nederland te vergroten. Maar daar valt eerlijk gezegd nog wel het een en ander op af te dingen. Het valt op dat in de discussie vandaag in de media twee zaken door elkaar heen liepen, namelijk het keurslijf van de mediacode enerzijds en het risico van rechtszaken wanneer journalisten die breken anderzijds. De tegenstanders van de mediacode noemden die twee zaken in één adem, waardoor het beeld ontstaat dat het koninklijk huis zich met de genoemde code boven de wet plaatst. Daarmee zetten deze mensen echter een onjuist beeld neer.

De mediacode is eigenlijk een heel simpele afspraak tussen de koninklijke familie en de pers. Journalisten en fotografen laten de familie wat hun privéleven betreft met rust en zo lang zij dat doen worden ze uitgenodigd op persmomenten bij privéaangelegenheden. Een alleszins redelijke overeenkomst, en er wordt helemaal niks aan banden gelegd. Je bent gewoon niet meer welkom op privéterrein wanneer je de privacy schendt. En daar komt direct het tweede om de hoek: de juridische kant. Privacy is een grondrecht van alle ingezetenen van Nederland, ook van de koninklijke familie. Rechten en plichten gelden in een rechtsstaat namelijk voor iedereen. Wanneer die privacy wordt geschonden, mag iedere individuele burger naar de rechter. Dat staat dus geheel los van de mediacode. Schenden van de mediacode leidt er alleen toe dat je niet meer wordt uitgenodigd om foto’s te komen maken van de jaarlijkse vakantie of welke andere privéaangelegenheid ook. Schenden van de privacy, uiteraard wel inherent aan het schenden van de mediacode (die is namelijk gericht op privacy) leidt tot een aanklacht. Mocht het AD ongevraagd een fotograaf op mij afsturen om in het geheim foto’s te schieten van mijn zomervakantie, dan kan ik ook een dergelijke aanklacht indienen. Maar ik acht, ondanks mijn achternaam, de kans vrij klein dat zoiets gebeurt.

Om diverse redenen bevreemdt mij dus de opwinding van de Nieuwe Revu nogal. Allereerst zie ik niet in welk belang er ligt in het publiceren van genoemde details over het privéleven van prinses Amalia. Verder suggereert men ten onrechte dat de mediacode de pers aan banden legt. Hij zorgt er hooguit voor dat al te nieuwsgierige, paparazzi-achtige types niet meer welkom zijn bij privéaangelegenheden van de koninklijke familie. Het risico van een juridisch oordeel vanwege het schenden van privacy heeft niets te maken met de code, dat is bij wet verankerd. Eerder al is vastgesteld dat de mediacode geen enkele juridische grond heeft. In geval van een rechtszaak zal de rechter altijd een afweging maken tussen het recht op privacy, de persvrijheid en het algemeen belang. Het argument dat een mediacode de persvrijheid belemmert lijkt me dus onzin. En ook de vaststelling dat een en ander ‘niet meer van deze tijd’ is raakt kant noch wal. Het argument is sowieso nogal leeg. Wanneer men bedoelt dat in deze specifieke tijd alle details van de koninklijke familie op straat moeten kunnen liggen, omdat daarmee het algemeen belang gediend is, dan zet ik daar om eerder genoemde reden grote vraagtekens bij. Het lijkt me evengoed van moderne beschaving getuigen wanneer de rechten van een ieder, koning of burger, worden geëerbiedigd. Ook koningen en prinsen hebben recht op privacy!

woensdag 16 januari 2013

Slimmigheid, of slapheid?


Na jaren van discussie en procederen is de kogel door de kerk. De SGP haalt belemmeringen voor vrouwen om namens de SGP verkiesbaar te zijn voor politieke functies weg. Met het dubbelbesluit wordt enerzijds tegemoet gekomen aan de uitspraak van de Hoge Raad die stelt dat het weerhouden van vrouwen om voor de SGP op een kieslijst te staan discriminatie is en dus niet is toegestaan. Anderzijds blijft de partij van mening dat vrouwen het regeerambt niet toekomt en maakt op die wijze gebruik van de vrijheid van godsdienst. Een slimme constructie die tegemoet komt aan de juridische bezwaren tegen het weigeren van vrouwen in een politieke functie en tegelijk de SGP de vrijheid geeft om in de politiek haar getuigenis blijvend te laten horen. Zowel de partijvoorzitter als de partijleider klonken tevreden en uit berichtgeving in reformatorische media lijkt ook de achterban van de partij met dit dubbelbesluit genoegen te nemen. Men kan opgelucht ademhalen, stiekem wellicht zelfs wat trots op zoveel slimmigheid. Ze hebben al die Clara’s en secularisten toch maar mooi de loef afgestoken.

Overwinning
Ik moet eerlijk toegeven dat dit ook mijn gevoel en idee was toen ik hoorde van het dubbelbesluit. Fijn dat men juridische bezwaren kan wegnemen, tegelijk de eigen mening kan blijven verkondigen en ook niet al teveel problemen lijkt te ontmoeten bij de achterban. Het getuigt van moed om besluiten te nemen die niet door iedereen juichend zullen worden begroet en ik ben blij om bij de SGP te bemerken dat men bereid is om pragmatisch met bepaalde vraagstukken om te gaan. Maar hoe langer ik erover nadenk, hoe meer het ook bij mij knaagt. Is dit een overwinning voor christelijke getuigenispolitiek? Kunnen we bij dit besluit opgelucht ademhalen? Natuurlijk, in de praktijk kan de SGP vrouwen blijven weren. Juridische bezwaren zijn weliswaar weggenomen, maar in het beginselprogramma blijft staan hoe de partij tegen de zaken aankijkt en dus kan in alle vertrouwelijkheid een selectiecommissie vrouwen weren van de lijst, omdat zij de inhoud van de partij niet geloofwaardig kunnen vertolken. Niet hun vrouw zijn, maar hun ongeschiktheid om gekandideerd te worden - om welke reden dan ook- is dan doorslaggevend. In die zin blijft de SGP ruimte houden om principiële afwegingen te maken. Maar juist daar zit hem voor mij ook het bezwaar. De SGP heeft altijd gezegd dat het beruchte vrouwenstandpunt gebaseerd was op de Bijbel. Als christelijke getuigenispartij is dat wat in Gods Woord staat de kern van het politiek handelen, daar ging men principieel mee om en er werden geen concessies geduld. Hoe je ook aankijkt tegen christelijke politiek, het is een te respecteren wijze van politiek bedrijven. Bij de uitleg van het dubbelbesluit echter, werd een redenering opgevoerd ter verdediging die mij wat dubieus overkomt. Gesteld werd dat de SGP bleef bij haar standpunt, maar tegelijk besefte dat binnen de huidige wetgeving voor de praktische uitvoering ervan geen ruimte meer bestond. Omdat de partij ook braaf de wet wenste te gehoorzamen nam zij het nobele besluit om zich bij die situatie neer te leggen.

Inwisselbaar
Het is een feit dat onze grondrechten worden afgebakend door de wet. Maar hoe ver gaat dit? De SGP is een politieke partij, een vereniging die eigen spelregels mag maken en eigen standpunten mag formuleren en uitdragen. Mensen die zich aangesproken voelen kunnen lid worden en op de partij stemmen, mensen die zich er niet in kunnen vinden blijven er vooral ver vandaan en stemmen op iets anders of stemmen niet. We noemen dat het recht van vereniging en vergadering. Het is een cruciaal punt in onze democratie dat mensen samen mogen komen, eigen meningen mogen formuleren en daarvoor steun mogen verwerven. Het wringt bij mij dat een partij de vrijheid verliest om binnen de eigen vereniging of partij ook in praktijk te brengen wat men gelooft of vindt. Het wringt helemaal wanneer een partij uitspreekt zich hierbij neer te leggen. Zeker voor een principiële partij als de SGP is nu het hek van de dam. Ik hoop dat men zich daarvan bewust is. Door in het verleden herhaaldelijk te stellen dat het standpunt door de almachtige God is ingegeven en nu te stellen dat deze aanwijzing van de Almachtige blijkbaar niet uitgevoerd hoeft te worden omdat de wereldlijke wetgever nu eenmaal anders heeft beschikt vind ik een zwak signaal. Het doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van christelijke politiek. Het wekt de schijn dat de bevelen van God blijkbaar inwisselbaar zijn.

Boodschap
In mijn optiek was het geloofwaardiger geweest wanneer de SGP in deze zaak principieel was gebleven. Dat had op twee manieren gekund. Enerzijds had men kunnen toegeven dat het menselijk tekort is geweest om de Bijbel ten aanzien van vrouwen zo te interpreteren als men altijd heeft gedaan. Het vrouwenstandpunt had dan kunnen worden losgelaten, vergezeld van een schuldbekentenis  voor een verkeerde exegese. Anderzijds had men ervoor kunnen kiezen om de uiterste consequentie te trekken en met het handhaven van een voor hen heilig, want door God gegeven standpunt zichzelf onmogelijk te maken binnen het politieke bestel. Maar men heeft geen van beiden gedaan. Men heeft gekozen voor een oplossing die op het eerste gezicht prachtig oogt, maar bij nadere beschouwing schade toebrengt aan de geloofwaardigheid van christelijke politiek en de boodschap van onze God en Schepper.

Pragmatisch
Al met al noopt dit alles ons christenen, van welke partij dan ook, tot nadenken. Ik heb alle begrip voor de moeilijke positie van de SGP en ik beschouw de partij als een nauwe bondgenoot in de politiek. Ook bij mijn eigen partij, de ChristenUnie, worstelen we met vragen over hoe we onze uitgangspunten kunnen blijven vormgeven in de huidige politieke en juridische context. Ook daar is verlegenheid te bespeuren over hoe om te gaan met standpunten die liggen op het snijvlak van vrijheid van godsdienst en het verbod op discriminatie. Het wordt steeds meer duidelijk dat principes worden begrensd door veranderde wetgeving. Zelfs de principiële SGP laat meer en meer zien dat christelijke politici kiezen voor een pragmatische weg, waarbij het soms nodig is om principes niet te zwaar te laten wegen om de ontwikkelingen te beïnvloeden en de schade van vanuit christelijk oogpunt verkeerde wetgeving te beteugelen. Dat kan een goede keuze zijn, vanuit de gedachte dat we als christenen geroepen zijn het licht te laten schijnen, wat onmogelijk is wanneer we ons afzijdig houden of buiten spel zetten door al te principiële standpunten in te nemen. Maar hoe ver gaan we daar in? En wat zijn onze principes eigenlijk? Ook het verabsoluteren van principes die wij menen te ontdekken in de Schrift kan op termijn schadelijk zijn. Dat is nu wel gebleken.  En wat is onze rol in de politiek als christenen eigenlijk? Willen we onze huidige organisaties en rechten behouden? Of willen we, net als Jozef en Daniël ooit deden, als gelovigen onze plaats innemen in een seculiere overheid om zo onze verantwoordelijkheid ook daar op ons te nemen? Of misschien is de conclusie juist wel meer dopers en dwingen de ontwikkelingen ons om ons meer en meer afzijdig op te stellen, om zo principieel te kunnen blijven...

Het wordt hoog tijd dat we ons als christenen eens stevig gaan bezinnen op de vraag hoe we, wanneer de wet meer en meer grenzen stelt aan de vrijheid van godsdienst en van vereniging en vergadering, toch onze plek blijven innemen in deze samenleving.

dinsdag 28 augustus 2012

In z'n verband enzo

Na een dag hard werken stap je in je auto en zet je de radio aan. Je weet ongeveer wel waarover het zal gaan; Syrië; verkiezingen; peilingen. Het was ook zo. Vreselijke taferelen aan de grens tussen Syrië en Turkije. Vluchtelingen. Maar dan gaat het via een dreigende orkaan naar boze politici. Van der Staaij van de SGP schijnt iets gezegd te hebben. Van de toon alleen al wordt je zelf verontwaardigd. Geen idee wat hij gezegd heeft, maar het moet iets verschrikkelijks zijn. Excuses worden gevraagd. Verwijten over gebrek aan compassie. En natuurlijk is de SGP nu definitief door de mand gevallen: totaal geen oog voor de vrouwelijke helft van onze bevolking.

Thuisgekomen toch maar eens het interview bekeken. Met in gedachte het idee dat het jammer is dat de beste man zo dom is geweest om zulke meedogenloze uitspraken te doen. Maar het valt tegen. Of mee... wat je wilt. Hieronder de letterlijke woorden die tot zoveel commotie aanleiding gaven:

"Wat me in die discussie opvalt is dat het heel vaak misgaat als je niet juist ook oog hebt voor de enorme problemen die vrouwen ervaren als ze verkracht zijn. Altijd ervaren. De kans op een zwangerschap is dan weliswaar wel heel klein, maar de problemen zijn dan toch natuurlijk immens als dat gebeurt. Dat neemt niet weg dat wij vinden dat daar met heel veel compassie mee omgegaan moet worden, maar dat dat ons niet afbrengt van ons standpunt dat bescherming van het leven voorop staat."

Interviewer Frits Wester haakte vervolgens in op de opmerking over de kleine kans op zwangerschap:

"Het valt me op dat u zegt dat de kans op zwangerschap heel klein is, dat is wat Akin eigenlijk ook zegt. Hij zegt dat er een soort mechanisme waardoor je niet zwanger wordt. Gelooft u daar ook in?"

Waarop Van der Staaij reageert:

"Dat is een feit, dat het maar heel weinig gebeurt. Maar dat neemt niet weg dat het wel degelijk kan gebeuren, dus dat het wel een probleem is, een vreselijk probleem waarmee mensen in aanraking kunnen komen. Daar wil ik echt niet makkelijk over doen. Maar we moeten ook niet net doen alsof dat de meeste gevallen van abortus daar nu mee te maken hebben. Dat gaat om hele andere situaties, om hele andere redenen."

Vervolgens vraagt Wester of Van der Staaij in geval van verkrachting abortus goedkeurt, waarop deze stelt:

"Wij hebben en houden als standpunt dat onder alle omstandigheden waarin niet het leven van iemand in het geding is vinden wij dat wij voor dat ongeboren menselijk leven moeten blijven staan."

Wat me opviel in de verontwaardiging dat velen niet reageerden op bovenstaande citaten, maar op de one-liners die er door journalisten uit werden gedestilleerd. Neem Mona Keijzer. Zij verweet Van der Staaij dat hij misbruik maakte van de ellende van vrouwen voor campagnedoeleinden en dat hij dit goedkoop deed met enkele losse oneliners. Keijzer sloeg daarmee de plank volledig mis. Van der Staaij gebruikte zeker geen oneliners, maar zette uiteen hoe hij tegen abortus aankijkt. Een mening die al jaren bij iedereen bekend is. Verder poneerde hij die stellingen zelf niet, maar reageerde hij netjes op een vraag van Wester.

Wat is er nou precies gezegd? Frits Wester vroeg Van der Staaij te reageren op een uitspraak van een Amerikaanse politicus die beweerde dat vrouwen een systeem hebben waardoor ze bij verkrachting eigenlijk niet zwanger kunnen raken. De reactie van de SGP-voorman daarop was een genuanceerde uiteenzetting over het leed van vrouwen na verkrachting. Lijkt verdraaid veel op compassie...
In een bijzin van zijn uiteenzetting stelde Van der Staaij dat een kans op zwangerschap heel klein is, maar dat het zeker wel kan gebeuren. Geen opmerking over een mechanisme dat zwangerschap voorkomt dus. Dat de kans op zwangerschap heel klein is baseert hij op cijfers. Van de 100 vrouwen die verkracht worden raken er zeven zwanger. Dat zijn er uiteraard 100 teveel en in dit soort gevallen moet je het niet over cijfers hebben, ten koste van het leed dat erachter schuil gaat. Maar wie goed naar Van der Staaij luistert hoort hem dat ook precies zeggen. Problemen zijn immens. Compassie is belangrijk.Van der Staaij benadrukt daarna dat de SGP opkomt voor ongeboren leven. Hij zegt eigenlijk dat in zo'n geval niet alleen de vrouw, maar ook het kind meespeelt in de afweging. Ook het ongeboren leven heeft rechten. Op welke manier het ook is ontstaan. Dat is wat hij zegt.

Frits Wester brengt het gesprek vervolgens terug naar de Amerikaanse discussie en vraagt op de man af of de SGP-er de stelling van Akin over een afweermechanisme ook aanhangt. Van der Staaij op zijn beurt trekt opnieuw de discussie breder. Verkrachting is verschrikkelijk. Ervan zwanger worden ook. Maar de meeste abortussen gaan over iets anders. Dus de SGP blijft tegen abortus.

Wester merkt dat hij het op een andere manier moet proberen en vraagt of de SGP, tegenstander van abortus, dat ook blijft in geval van een verkrachting. Daar volgt een helder antwoord op: abortus is alleen een oplossing als het leven van de moeder in gevaar komt. Een SGP standpunt wat ook al jaren bekend is.

Je kunt het oneens zijn met de uitspraken van Van der Staaij. Je kunt stellen dat abortus moet kunnen na een verkrachting. Maar van alle vrouwen die zwanger raken kiest de helft toch niet voor een abortus. Dus die kant is er ook. Bovendien hoor ik de SGP-leider niet zeggen dat een abortus niet mag. Hij probeert de discussie om te draaien en gaat uit van het kind: ook een kind dat in zo'n verschrikkelijk moment is ontstaan heeft recht om te leven.

Ik kan me voorstellen dat dit soort discussies pijn oproept bij vrouwen die zelf in een dergelijke situatie terecht zijn gekomen. Maar is het alle politici die nu zo hard schreeuwen echt om het leed van die vrouwen te doen? Ik durf het te betwijfelen. Van der Staaij van alles verwijten om deze uitspraken, hem van vrouwonvriendelijkheid te betichten, op hoge poten excuses te eisen, dat gaat mij echt te ver. Misschien is het goed om, alvorens te reageren, eerst eens te luisteren, misschien ook te vragen naar de achtergrond van uitspraken en meningen, en dan op een rustige en faire manier het debat aan te gaan. Maar misschien is dat teveel gevraagd... En ik wens niemand, maar dan ook niemand toe om ooit te maken te krijgen met de casus die in deze rel centraal stond. Soms heb je, misschien juist ook als christen, geen pasklaar antwoord op alle vragen van het leven.

donderdag 26 januari 2012

Waarom ik vandaag niet ging staken

Vandaag stroomde de Jaarbeurs in Utrecht vol met boze collega’s. Een groot deel van het onderwijspersoneel is het niet eens met de plannen van de minister om een hoger aantal lesuren per jaar verplicht te stellen en de zomervakantie met een week te verkorten. Daarbij komen nog diverse bezuinigingen die vooral de zorg voor zwakkere leerlingen treffen en de sfeer is gezet. Nu kan ik vanuit de praktijk ook wel een groot aantal kritische kanttekeningen bij alle plannen zetten, maar de manier waarop vandaag vanuit onderwijsland tekeer werd gegaan over het beleid van minister Van Bijsterveldt stuitte mij behoorlijk tegen de borst.

Mijns inziens is het zeker terecht dat velen ageren tegen de plannen van de minister met passend onderwijs. Ook op de -overigens ook bij voorgaande ministers aanwezige- neiging om kwaliteit te verbeteren door meer toetsing in te voeren, waarmee eerder kwantiteit dan kwaliteit wordt gemeten is wel een en ander af te dingen. En niemand vindt het leuk wanneer de salarisperspectieven worden teruggeschroefd, daar hoef je geen leraar voor te zijn. Maar over al die zaken is een goed inhoudelijk debat een veel betere oplossing dan een hal volproppen met schreeuwende mensen die zich vaak eenzijdig hebben laten informeren over de plannen.
Volgens de meeste demonstranten was de voornaamste reden van onvrede het feit dat het aantal verplichte lesuren in het voortgezet onderwijs wordt verhoogd van 1000 naar 1040 uren. Zij vinden dit een onacceptabele verhoging van de werkdruk. Maar dit is een vreemde redenering, nog los van het feit dat tot enkele jaren geleden deze norm op 1067 lag.

Allereerst is het goed om duidelijkheid te scheppen over wat deze urennorm concreet betekent voor de onderwijspraktijk. In een gemiddeld schooljaar zitten 40 effectieve lesweken. Per week zijn scholen over het algemeen 5 dagen open. Dat betekent dus dat een schooljaar ongeveer 200 lesdagen telt. Volgens de norm van 1040 uren op jaarbasis komt dat neer op 5,2 klokuren les per dag. Omgerekend naar lesuren van 50 minuten betekent dit dat leerlingen gemiddeld tussen de 6 en 7 lesuren per dag zouden moeten krijgen. In de praktijk een lesdag die -inclusief pauzes- duurt van 8:30u tot 14:10u (zes lesuren) of tot 15:20u. Zo bezien valt dat best mee. De docent houdt zo, uitgaande van een achturige werkdag, net als in het bedrijfsleven, nog een kleine drie uur over voor taken naast het lesgeven.

Wat in de discussie bijna nooit wordt vermeld is het feit dat het aantal lesuren voor een voltijdbaan in het onderwijs is vastgesteld op een maximum aantal taakuren. Een docent moet aan die uren komen, hetzij door lesgeven, hetzij door andere onderwijstaken. Een verhoging van het aantal verplichte uren zal dus nooit leiden tot meer werkdruk, maar tot extra fte’s binnen de organisatie. De enigen voor wie de werkdruk omhoog gaat, zijn de leerlingen. En 6 tot 7 lesuren met ongeveer 1-2 uur huiswerk per dag lijkt me geen onredelijke gang van zaken. Wanneer dus de urennorm wordt opgevoerd als belangrijkste reden tot staken haak ik af. Het echte probleem zit hem daar niet in.

Veel beter kan men kijken naar het enorme pakket aan taken dat in de afgelopen jaren bij het onderwijs terecht is gekomen. Handelingsplannen maken, eindeloze rapporten opstellen, verplichte burgerschapsvorming, extra toetsmomenten, allerlei taken die in het grijze gebied tussen onderwijs en opvoeding liggen, dat zijn de zaken die in mijn ogen ten grondslag liggen aan het gevoel van onbehagen dat onder veel docenten leeft. Het zou daarom goed zijn als de bonden de aandacht zouden verleggen van de, mijns inziens redelijke, urennorm naar de onredelijke drang van politiek en overheid om het onderwijs als voertuig te gebruiken voor het repareren van allerlei maatschappelijke problemen. Wanneer minister en bonden samen de handen ineen slaan om te gaan praten over de visie op de kerntaken van het onderwijs, dan zal ik van harte aanschuiven. Maar duizenden schreeuwende collega’s die hun taak verzaken vanuit onzuivere motieven, daar kan ik geen sympathie voor opbrengen.


UPDATE - Nu de AOb zich na afloop ook nog eens zo onfatsoenlijk over de minister uitliet is dat halve grammetje sympathie dat er nog was ook helemaal weg. Is dit de invulling van de voorbeeldfunctie van onderwijspersoneel aan onze jeugd?

woensdag 18 januari 2012

Think equal, or think different...

De vaderlandse media hadden dinsdag weer een mooi speeltje gevonden om hun tijd mee te vullen. Een christelijke organisatie, op zich zelf al reden genoeg tot kritiek, bleek een therapie te geven die gericht is op de genezing van homoseksualiteit. Het bestaan op zich was nog niet zo’n probleem, maar men viel wel over het feit dat deze therapie vergoed kon worden door de zorgverzekering. In een artikel in Trouw werd hieraan aandacht besteed, perfect getimed op de dag dat de kamerleden weer terug kwamen van kerstreces. Het gevolg: gevulde nieuwsbulletins, verhitte discussies en een file bij de interruptiemicrofoon in de Tweede Kamer. Wie echter los van alle berichtgeving zelf wat onderzoek deed, door bijvoorbeeld op zoek te gaan naar mensen die de therapie hadden gevolgd en wel positief waren, of door de website van de stichting eens goed door te lezen, ging langzaamaan toch wel een aantal vraagtekens zetten. Is het primaire doel van de therapie inderdaad genezing? Zit deze therapie echt onterecht en via slinkse wegen in het basispakket, zoals werd gesuggereerd? Of zijn er meer zaken die wellicht niet stroken met de meerderheidsopvatting en desondanks toch vergoed worden?

Allereerst zijn er bij de hele rel zelf wel wat vragen te stellen. Het leek wel of alle zogezegd neutrale media vooral gericht waren op het onderstrepen van het artikel in Trouw. Er was in de reportages en berichtgeving weinig tegengeluid te horen. Verder had bij mijn weten geen enkele journalist de moeite genomen om te onderzoeken of er wellicht soortgelijke gevallen zijn in het zorgpakket, om de discussie zo wat breder te trekken. Bovendien werd steeds met grote stelligheid beweerd dat het echt een therapie was, gericht op genezing. Tegengeluiden lieten zien dat die stelligheid niet legitiem was. Het totaalbeeld gaf eerder het idee dat bij de betreffende stichting vooral de opvattingen van de therapeuten zelf bepalend zijn voor de inhoud van de therapie. Daarnaast zagen we opnieuw hoe de politiek en de publieke opinie gevoed worden: journalisten schrijven iets, politici hakken er direct op in en vervolgens gaan journalisten ook daar weer mee de boer op. Wat tot slot nog verbazender was in het proces dat zich gisteren ontspon was de reactie van de minister. Nadat de Inspectie voor de Gezondheidszorg een onderzoek was gestart had zij het antwoord al klaar: wat er ook uit dat onderzoek gaat komen, dit deugt niet, het is bizar en ik ga er een eind aan maken. Bekt lekker, zo’n daadkrachtige uitspraak. Je bent verzekerd van instemming van de meerderheid van het volk en bovendien leidt het leuk af van al die minder populaire activiteiten die je als minister onderneemt in de zorg…

Achter de hetze die gisteren ontstond zit echter een veel fundamenteler probleem. Dat heeft te maken met de manier waarop we in dit land omgaan met onze minderheden. Een veel gehoord argument in de discussie was de stelling dat de overheid neutraal is en dus geen zaken moet financieren die met die neutraliteit in tegenspraak zijn. In dat kader speelde afgelopen maandag een andere discussie in het programma Schepper & Co. Daarin werd de vraag gesteld of donaties aan de kerk nog wel van de belasting zouden moeten kunnen worden afgetrokken. Een meerderheid vond het onzin dat giften aan de kerk op belastingvoordeel konden rekenen. Daarbij bleef vaag of iedereen ook wel door had dat deze regel niet slechts voor kerken geldt, maar voor heel veel andere goede doelen. Maar ook hier speelde hetzelfde argument: prima dat je de kerk wilt steunen, maar niet met geld van de overheid.

Op de stelling dat de overheid neutraal is valt nog wel een en ander af te dingen. De overheid opereert aan de hand van regels die door onze volksvertegenwoordiging worden vastgesteld. Die volksvertegenwoordigers worden geacht zich te beperken tot beleidslijnen en het uitzetten van kaders. Ze dienen geen lijstje in van concrete zaken die vanuit de belastingpot mogen worden gefinancierd, maar maken een lijst met voorwaarden, waaraan de ambtenarij vervolgens kan toetsen of iets wel of niet binnen de beleidskaders valt. Een echt neutrale overheid zal bij het opstellen van die lijstjes rekening houden met de breedte van de samenleving. En dat laatste gebeurt steeds minder. Meer en meer hoor je geluiden dat de overheid alleen dat mag financieren wat door de meerderheid van de samenleving als moreel juist wordt geacht. Dus wel abortus vergoeden, geen christelijke therapie voor homoseksuelen, wel scholen waar de meerderheidsmoraal wordt doorgegeven, geen scholen die zich willen baseren op andere principes. En dat is zorgelijk. Want het maakt overheidshandelen veel te veel afhankelijk van de waan van de dag. En het slachtoffert kleine groepen in de samenleving die vanuit een andere visie op het leven bepaalde keuzes willen maken. Daarom is het te hopen dat vanuit bijvoorbeeld christelijke hoek niet steeds gereageerd wordt op hetzes zoals gisteren met een onvoorwaardelijke steun voor dat wat onder vuur ligt. Veel verstandiger zou het zijn om dergelijke discussies breder te trekken. Dan gaat het niet meer over een specifieke homotherapie, maar over het brede zorgpakket, niet meer over scholen met bepaalde lesmethodes, maar over onderwijsbeleid in het algemeen. Dan gaat het over de vraag wat voor samenleving we met z’n allen willen zijn. Eentje waarin iedereen, daartoe gestimuleerd door de overheid, hetzelfde denkt? Of eentje waarin minderheden de ruimte en mogelijkheden krijgen en benutten om een fris tegengeluid te laten horen?