Gisteravond debatteerden enkele theologen en een
conservatief historicus met elkaar over het thema ‘Kerk, volk, elite’. Ik was
erbij en ging eerlijk gezegd met een ontevreden gevoel naar huis. Dit lag niet
aan het thema, ook niet aan de sprekers en al helemaal niet aan de zaal die vaak
blijkens haar respons in meerderheid iets anders leek te vinden dan ikzelf. Het
probleem zat hem in de inhoudelijke opzet van het debat. Verkeerde stellingen
verhinderden dat kon worden doorgedrongen tot de kern van de zaak.
Zoals gezegd, aan de sprekers lag het niet, al waren beide
columnisten behoorlijk eenzijdig in hun boodschap. Het panel, bestaande uit
de predikanten Willem Maarten Dekker, René de Reuver en Piet de Jong, theologe
Janneke Stegeman en historicus Bart Jan Spruyt, waren een recept voor vuurwerk.
De tegenstellingen tussen deze sprekers hadden kunnen zorgen voor een fundamenteel
debat over uitgangspunten en waarden binnen de kerk en de gemeenschap van
christenen in Nederland. In die zin verheugde ik mij op een avond die de geest
kon scherpen. Waarom viel dat uiteindelijk toch tegen?
Het begon al met de eerste stelling, waar het aanwezige
publiek zich direct al in grote meerderheid achter schaarde, inclusief mijzelf.
“De kerk moet niet bang zijn zich politiek uit te spreken”, zo luidde deze. Ik kon
deze stelling alleen maar ondersteunen, aangezien alles wat de samenleving
aangaat per definitie een politieke lading heeft. Wanneer de kerk dus een
uitspraak doet over de samenleving, zeg de praktische, horizontale uitwerking
van het geloof, dan begeeft zij zich per definitie in politiek vaarwater en
daar heb ik niets op tegen. Ook de sprekers waren het op dit punt in de kern
met elkaar eens, al verschilden zij vervolgens van mening over de vraag of
daaruit volgt dat predikanten ook een stemadvies dienen te geven. Maar dat
laatste was niet de kern van het onderliggende probleem. De belangrijke vraag
is wat dit politieke spreken dan concreet inhoudt. Wat verstaan christenen
onder politiek, of profetisch, spreken? Gaat dit alleen over barmhartigheid? Spruyt
gaf in het debat terecht aan dat vooraanstaande kerkleiders in hun politieke
statements vaak nogal eenzijdig zijn.
Het zou verhelderend zijn geweest wanneer de stelling een
meer concrete richting had aangegeven. Meer schurend, misschien zelfs wel een
beetje fout. Bijvoorbeeld deze: “De kerk moet zich inzetten voor een
christelijke samenleving”. Ik weet zeker dat deze stelling veel meer de kern
van het onderliggende probleem zou hebben benaderd. Ik ken zelf geen christenen
die tegen de zorg voor daklozen, armen en vluchtelingen zijn. Zorg voor onze
naasten is een christelijke opdracht en dat houdt in dat je een hand uitsteekt
wanneer je iemand in de goot ziet liggen. De wegen gaan mijns inziens pas
uiteen wanneer het erom gaat wat wij precies onder goed of kwaad verstaan. Een christen
is geroepen om goed te doen. Maar getuigt het van barmhartigheid om in de
ontmoeting te zwijgen over onze diepste drijfveer? Ik denk in dit verband aan
wat Paulus schrijft in 2 Korinthe 5 over zijn drijfveer en diverse teksten in
Spreuken die reppen over ontzag voor de Heer als basis van de wijsheid. Waar de
overheid in het kader van gewetensvrijheid inwoners nooit kan dwingen tot het
geloven van het een of het ander kan de kerk wel degelijk aangeven dat er
buiten Christus geen leven is. Het was Willem Maarten Dekker die ook op deze
verticale component van het geloof wees, die vervolgens in het debat helaas
niet werd uitgediept. Terwijl volgens mij daar wel een deel van het probleem
zit. Er is dan wellicht geen kloof tussen een vermeende elite en vermeend
kerkvolk, maar tussen de regels door bleek wel degelijk sprake van een diep
verschil van mening over wat in de kern christen zijn inhoudt. Een meningsverschil
dat raakt aan de balans tussen de verticale invulling van het geloof (de
persoonlijke relatie met God) en de horizontale uitwerking (de verhouding van
de gelovige tot zijn naaste).
Sommige aanwezigen waren afgekomen op een mogelijk debat
over de vraag hoe christenen zich verhouden tot de islam. Diverse malen kwam
dit thema ook in het debat ter sprake. Op zichzelf is dit niet verwonderlijk,
aangezien het maatschappelijk debat zich ook toespitst op een vermeende
tegenstelling tussen islam en westerse waarden, waarbij dat laatste ook vaak
gekoppeld wordt aan christelijke waarden. In mijn ogen heeft het weinig zin om
een welles-nietes discussie te gaan voeren over de vraag of moslims al dan niet
stiekem gewelddadige neigingen hebben. In die zin kon ik de strekking van de
column van Enis Odaci van harte ondersteunen dat het niet fraai is wanneer
christenen alleen maar over moslims spreken zonder hen daadwerkelijk als mens
op te zoeken. Ook hier zat het probleem mijns inziens in de stelling dat de
Bijbel heldere uitspraken doet over actuele maatschappelijke thema’s. Op
zichzelf zeker voer voor stevig debat over de vraag of je de Bijbelse boodschap
één op één kunt vertalen naar vraagstukken in het heden. Maar de daadwerkelijke
tegenstelling werd aan het zicht onttrokken. Wanneer er vanuit de Bijbel uitspraken
gedaan worden over het concrete leven van deze dag heeft dit altijd betrekking
op de vraag wat wij verstaan onder ‘goed leven’. Beperkt zich dit tot
humaniteit, of gaat dit dieper? Traditioneel verstaan christenen onder goed
leven een leven waarin men God recht in de ogen kan kijken. Hierbij hoort ook
een begrip als verzoening. Voor de overheid beperkt leven zich inderdaad tot
humaniteit en gerechtigheid (het stille en geruste leven uit de Nederlandse
geloofsbelijdenis), maar de kerk is toch bij uitstek geroepen een stap verder en dieper
te gaan? Bij mij komt opnieuw een alternatieve stelling in gedachte: “Niet
islamisering, maar secularisatie is het probleem van onze tijd”. Dan verschuift
de focus van het debat van een tegenstelling tussen godsdiensten naar een
tegenstelling tussen ‘goed leven’ volgens de Bijbel en ‘goed leven’ volgens
andere levensbeschouwingen. Misschien zelfs wel naar een tegenstelling tussen
vrijzinnigheid en orthodoxie. Dan kan de kerk zich uitspreken tegen
demonisering van onze islamitische medeburgers en racisme, maar ook tegen het
verlies aan zingeving en het spirituele vacuüm waarin velen in het land zich
bevinden. Het is jammer dat dit debat niet werd gevoerd en dat men eigenlijk
niet verder kwam dan een flauwe woordenwisseling over hoeveel moslims er
daadwerkelijk in Rotterdam West wonen en hoe agressief die moslims al dan niet zijn.
Ik realiseer me dat ik met bovenstaande zeker geen
coherent betoog heb neergezet. Het zijn zomaar wat gedachten bij het
herkauwen van wat ik gisteravond heb gehoord. En daarbij heb ik het nog niet
eens gehad over andere gedachteflarden. Bijvoorbeeld de inflatie van het begrip
racisme, waarbij iemand die kritiek levert op de levensovertuiging van de ander
al van cultureel racisme kan worden beschuldigd. Of de zware morele claim die
door velen op het maatschappelijk debat gelegd wordt, waardoor een zinnig gesprek tussen beide
kanten van het spectrum ernstig bemoeilijkt wordt. De vraag die mij nu blijft
bezighouden is deze: “moeten wij ons als christenen en kerk er niet gewoon bij
neerleggen dat niet wij mensen, maar alleen God deze wereld verlost?” Niet
vanuit een fatalistisch levensgevoel, maar vanuit een realistisch besef dat wij
nooit in staat zullen zijn Gods koninkrijk op aarde te vestigen. Jezus zegt het
zelf: “Mijn koninkrijk is niet van deze wereld.” In die gebroken wereld wil ik als christen getuige zijn van Hem en mijn verantwoordelijkheid nemen voor Gods aangezicht.