woensdag 24 april 2013

Lang leve de Revu!?


Wat was het een historische dag vandaag. Na jaren van persbreidel door ons dictatoriale koningshuis durfde de Nieuwe Revu het aan om geheel tegen de censuur in ons land op de hoogte te stellen van een aantal heuse staatsgeheimen binnen de koninklijke familie! Onze toekomstige kroonprinses blijkt al enige tijd een vriendje te hebben. En wat nog veel sappiger is: ze blijkt ook vrolijk te zijn als ze hockey speelt. In één woord ge-wel-dig! Volgens hoofdredacteur Erik Noomen van de Nieuwe Revu een doorbraak. Eindelijk een heuse opstand tegen die betuttelende mediacode, die toch echt niet meer van deze tijd is.

Op het eerste gezicht lijkt het allemaal heel flink. Wanneer je de interviews ziet en leest met Noomen dan zou je bijna dankbaar worden dat hij het aandurft de persvrijheid in Nederland te vergroten. Maar daar valt eerlijk gezegd nog wel het een en ander op af te dingen. Het valt op dat in de discussie vandaag in de media twee zaken door elkaar heen liepen, namelijk het keurslijf van de mediacode enerzijds en het risico van rechtszaken wanneer journalisten die breken anderzijds. De tegenstanders van de mediacode noemden die twee zaken in één adem, waardoor het beeld ontstaat dat het koninklijk huis zich met de genoemde code boven de wet plaatst. Daarmee zetten deze mensen echter een onjuist beeld neer.

De mediacode is eigenlijk een heel simpele afspraak tussen de koninklijke familie en de pers. Journalisten en fotografen laten de familie wat hun privéleven betreft met rust en zo lang zij dat doen worden ze uitgenodigd op persmomenten bij privéaangelegenheden. Een alleszins redelijke overeenkomst, en er wordt helemaal niks aan banden gelegd. Je bent gewoon niet meer welkom op privéterrein wanneer je de privacy schendt. En daar komt direct het tweede om de hoek: de juridische kant. Privacy is een grondrecht van alle ingezetenen van Nederland, ook van de koninklijke familie. Rechten en plichten gelden in een rechtsstaat namelijk voor iedereen. Wanneer die privacy wordt geschonden, mag iedere individuele burger naar de rechter. Dat staat dus geheel los van de mediacode. Schenden van de mediacode leidt er alleen toe dat je niet meer wordt uitgenodigd om foto’s te komen maken van de jaarlijkse vakantie of welke andere privéaangelegenheid ook. Schenden van de privacy, uiteraard wel inherent aan het schenden van de mediacode (die is namelijk gericht op privacy) leidt tot een aanklacht. Mocht het AD ongevraagd een fotograaf op mij afsturen om in het geheim foto’s te schieten van mijn zomervakantie, dan kan ik ook een dergelijke aanklacht indienen. Maar ik acht, ondanks mijn achternaam, de kans vrij klein dat zoiets gebeurt.

Om diverse redenen bevreemdt mij dus de opwinding van de Nieuwe Revu nogal. Allereerst zie ik niet in welk belang er ligt in het publiceren van genoemde details over het privéleven van prinses Amalia. Verder suggereert men ten onrechte dat de mediacode de pers aan banden legt. Hij zorgt er hooguit voor dat al te nieuwsgierige, paparazzi-achtige types niet meer welkom zijn bij privéaangelegenheden van de koninklijke familie. Het risico van een juridisch oordeel vanwege het schenden van privacy heeft niets te maken met de code, dat is bij wet verankerd. Eerder al is vastgesteld dat de mediacode geen enkele juridische grond heeft. In geval van een rechtszaak zal de rechter altijd een afweging maken tussen het recht op privacy, de persvrijheid en het algemeen belang. Het argument dat een mediacode de persvrijheid belemmert lijkt me dus onzin. En ook de vaststelling dat een en ander ‘niet meer van deze tijd’ is raakt kant noch wal. Het argument is sowieso nogal leeg. Wanneer men bedoelt dat in deze specifieke tijd alle details van de koninklijke familie op straat moeten kunnen liggen, omdat daarmee het algemeen belang gediend is, dan zet ik daar om eerder genoemde reden grote vraagtekens bij. Het lijkt me evengoed van moderne beschaving getuigen wanneer de rechten van een ieder, koning of burger, worden geëerbiedigd. Ook koningen en prinsen hebben recht op privacy!

woensdag 16 januari 2013

Slimmigheid, of slapheid?


Na jaren van discussie en procederen is de kogel door de kerk. De SGP haalt belemmeringen voor vrouwen om namens de SGP verkiesbaar te zijn voor politieke functies weg. Met het dubbelbesluit wordt enerzijds tegemoet gekomen aan de uitspraak van de Hoge Raad die stelt dat het weerhouden van vrouwen om voor de SGP op een kieslijst te staan discriminatie is en dus niet is toegestaan. Anderzijds blijft de partij van mening dat vrouwen het regeerambt niet toekomt en maakt op die wijze gebruik van de vrijheid van godsdienst. Een slimme constructie die tegemoet komt aan de juridische bezwaren tegen het weigeren van vrouwen in een politieke functie en tegelijk de SGP de vrijheid geeft om in de politiek haar getuigenis blijvend te laten horen. Zowel de partijvoorzitter als de partijleider klonken tevreden en uit berichtgeving in reformatorische media lijkt ook de achterban van de partij met dit dubbelbesluit genoegen te nemen. Men kan opgelucht ademhalen, stiekem wellicht zelfs wat trots op zoveel slimmigheid. Ze hebben al die Clara’s en secularisten toch maar mooi de loef afgestoken.

Overwinning
Ik moet eerlijk toegeven dat dit ook mijn gevoel en idee was toen ik hoorde van het dubbelbesluit. Fijn dat men juridische bezwaren kan wegnemen, tegelijk de eigen mening kan blijven verkondigen en ook niet al teveel problemen lijkt te ontmoeten bij de achterban. Het getuigt van moed om besluiten te nemen die niet door iedereen juichend zullen worden begroet en ik ben blij om bij de SGP te bemerken dat men bereid is om pragmatisch met bepaalde vraagstukken om te gaan. Maar hoe langer ik erover nadenk, hoe meer het ook bij mij knaagt. Is dit een overwinning voor christelijke getuigenispolitiek? Kunnen we bij dit besluit opgelucht ademhalen? Natuurlijk, in de praktijk kan de SGP vrouwen blijven weren. Juridische bezwaren zijn weliswaar weggenomen, maar in het beginselprogramma blijft staan hoe de partij tegen de zaken aankijkt en dus kan in alle vertrouwelijkheid een selectiecommissie vrouwen weren van de lijst, omdat zij de inhoud van de partij niet geloofwaardig kunnen vertolken. Niet hun vrouw zijn, maar hun ongeschiktheid om gekandideerd te worden - om welke reden dan ook- is dan doorslaggevend. In die zin blijft de SGP ruimte houden om principiële afwegingen te maken. Maar juist daar zit hem voor mij ook het bezwaar. De SGP heeft altijd gezegd dat het beruchte vrouwenstandpunt gebaseerd was op de Bijbel. Als christelijke getuigenispartij is dat wat in Gods Woord staat de kern van het politiek handelen, daar ging men principieel mee om en er werden geen concessies geduld. Hoe je ook aankijkt tegen christelijke politiek, het is een te respecteren wijze van politiek bedrijven. Bij de uitleg van het dubbelbesluit echter, werd een redenering opgevoerd ter verdediging die mij wat dubieus overkomt. Gesteld werd dat de SGP bleef bij haar standpunt, maar tegelijk besefte dat binnen de huidige wetgeving voor de praktische uitvoering ervan geen ruimte meer bestond. Omdat de partij ook braaf de wet wenste te gehoorzamen nam zij het nobele besluit om zich bij die situatie neer te leggen.

Inwisselbaar
Het is een feit dat onze grondrechten worden afgebakend door de wet. Maar hoe ver gaat dit? De SGP is een politieke partij, een vereniging die eigen spelregels mag maken en eigen standpunten mag formuleren en uitdragen. Mensen die zich aangesproken voelen kunnen lid worden en op de partij stemmen, mensen die zich er niet in kunnen vinden blijven er vooral ver vandaan en stemmen op iets anders of stemmen niet. We noemen dat het recht van vereniging en vergadering. Het is een cruciaal punt in onze democratie dat mensen samen mogen komen, eigen meningen mogen formuleren en daarvoor steun mogen verwerven. Het wringt bij mij dat een partij de vrijheid verliest om binnen de eigen vereniging of partij ook in praktijk te brengen wat men gelooft of vindt. Het wringt helemaal wanneer een partij uitspreekt zich hierbij neer te leggen. Zeker voor een principiële partij als de SGP is nu het hek van de dam. Ik hoop dat men zich daarvan bewust is. Door in het verleden herhaaldelijk te stellen dat het standpunt door de almachtige God is ingegeven en nu te stellen dat deze aanwijzing van de Almachtige blijkbaar niet uitgevoerd hoeft te worden omdat de wereldlijke wetgever nu eenmaal anders heeft beschikt vind ik een zwak signaal. Het doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van christelijke politiek. Het wekt de schijn dat de bevelen van God blijkbaar inwisselbaar zijn.

Boodschap
In mijn optiek was het geloofwaardiger geweest wanneer de SGP in deze zaak principieel was gebleven. Dat had op twee manieren gekund. Enerzijds had men kunnen toegeven dat het menselijk tekort is geweest om de Bijbel ten aanzien van vrouwen zo te interpreteren als men altijd heeft gedaan. Het vrouwenstandpunt had dan kunnen worden losgelaten, vergezeld van een schuldbekentenis  voor een verkeerde exegese. Anderzijds had men ervoor kunnen kiezen om de uiterste consequentie te trekken en met het handhaven van een voor hen heilig, want door God gegeven standpunt zichzelf onmogelijk te maken binnen het politieke bestel. Maar men heeft geen van beiden gedaan. Men heeft gekozen voor een oplossing die op het eerste gezicht prachtig oogt, maar bij nadere beschouwing schade toebrengt aan de geloofwaardigheid van christelijke politiek en de boodschap van onze God en Schepper.

Pragmatisch
Al met al noopt dit alles ons christenen, van welke partij dan ook, tot nadenken. Ik heb alle begrip voor de moeilijke positie van de SGP en ik beschouw de partij als een nauwe bondgenoot in de politiek. Ook bij mijn eigen partij, de ChristenUnie, worstelen we met vragen over hoe we onze uitgangspunten kunnen blijven vormgeven in de huidige politieke en juridische context. Ook daar is verlegenheid te bespeuren over hoe om te gaan met standpunten die liggen op het snijvlak van vrijheid van godsdienst en het verbod op discriminatie. Het wordt steeds meer duidelijk dat principes worden begrensd door veranderde wetgeving. Zelfs de principiële SGP laat meer en meer zien dat christelijke politici kiezen voor een pragmatische weg, waarbij het soms nodig is om principes niet te zwaar te laten wegen om de ontwikkelingen te beïnvloeden en de schade van vanuit christelijk oogpunt verkeerde wetgeving te beteugelen. Dat kan een goede keuze zijn, vanuit de gedachte dat we als christenen geroepen zijn het licht te laten schijnen, wat onmogelijk is wanneer we ons afzijdig houden of buiten spel zetten door al te principiële standpunten in te nemen. Maar hoe ver gaan we daar in? En wat zijn onze principes eigenlijk? Ook het verabsoluteren van principes die wij menen te ontdekken in de Schrift kan op termijn schadelijk zijn. Dat is nu wel gebleken.  En wat is onze rol in de politiek als christenen eigenlijk? Willen we onze huidige organisaties en rechten behouden? Of willen we, net als Jozef en Daniël ooit deden, als gelovigen onze plaats innemen in een seculiere overheid om zo onze verantwoordelijkheid ook daar op ons te nemen? Of misschien is de conclusie juist wel meer dopers en dwingen de ontwikkelingen ons om ons meer en meer afzijdig op te stellen, om zo principieel te kunnen blijven...

Het wordt hoog tijd dat we ons als christenen eens stevig gaan bezinnen op de vraag hoe we, wanneer de wet meer en meer grenzen stelt aan de vrijheid van godsdienst en van vereniging en vergadering, toch onze plek blijven innemen in deze samenleving.